Part of the Unpredictable Sproutings 2021

In de winter kwam het gietijzeren gezicht tot leven. Zijn gladde hoogglanzende zwarte
voorhoofd absorbeerde het licht van de kamer. Soms gaapte het open en werden de
ruisende kolen naar binnen gestort. Achter de smalle mica raampjes straalde een
waarheid die samenviel met de blijdschap van moeder. Ik kon het smeulen horen
en het Vesuviusvuur zien fonkelen. Bij de haard zitten op een oosters tapijt vlakbij
het eikenhouten hoekkastje, behaaglijk met de eerste stilte, het ontwaken van de
enkeling. Tussen de verdwaalde boeken hing de algemeenheid. Met de haard aan was
ik niet alleen. Hij was het ruimteschip die de oneindigheid opende voor dromen
ver voorbij die stilte. In zijn stalen constructie zaten nog geheimen van de oorlog
verborgen. Die haard brandde in m’n bewustzijn als een black diamond in de sneeuw.
Zijn onaanraakbaar zwart benadrukte de magie van het masker. Zijn aanwezigheid
doorboorde al het andere zoals Malevich dat met zijn zwarte vierkant voor ogen had.
Dat staal kwam uit het middelpunt van de aarde. De haard was het hart van het huis.
Die mica raampjes witheet beslagen gaven tegelijk de indruk bevroren te zijn. De pook
staken we in het gat van zijn stalen tong en bewogen onstuimig heen en weer om hem
tot een bekentenis te dwingen, om het laatste vuur in de asla te laten verdwijnen. In de
ochtend werd zijn geheim geopend om het vuur weer aan te maken. Krantenproppen
met sinaasappelkist-splinters ontvlamden snel en de eerste eieren mochten erop. Alles
om en van de haard behoorde tot een geologisch verleden. Woest en uitgestrekt. Een
zwarte wereld waarin het golem van de kolenboer al weet had, van de catastrofe die
zich met die fossiele brandstof ontwikkelde. Maar wat wisten wij van koolstofdioxide?
Huid met kolengruis. In het gezicht van de kolenboer kon ik in een opslag de waarheid
van het communistisch manifest begrijpen. Hun zweet was onze warmte. Zweet door
het wijwater van de enggeestige gieren schoongewassen. Om den hert te stoken was
er meer nodig dan hoogovens en diep onder de grond de miljoenen jaren oude bomen
en plantenresten. Maar om die oude kolenhaard van mijn jonge jaren te zien moest
ik voor veel de ogen sluiten zodat er iets anders kon oplichten. Zoals het duister
kolenhok waarin ik me verwonderde over verborgen krachten die in m’n neus wilden
ontvlammen en die als een zwart bloedspoor door het witte slijm kronkelden dat ik in
m’n hand had geniest. Of de spiegelgladde ijzel die onzichtbaar de gehele metalen trap
had bedekt waarover ik in alle vroegte de zware kolenkit moest boven zien te krijgen.
De tot de rand gevulde kolenzakken op de rug van de man met de naam Vincent leken
wel al het licht op te zuigen. Het jute weefsel was groezelig en vet had iets lichamelijks.
De eivormige black diamonds drukten zich zwaar uit in een ritmisch reliëf. Niets was
ermee te vergelijken of waren het die Venussen van Willendorf uit het pleistoceen. O
wat konden ze vruchtbaar hun sensuele warmte in de kamer verspreiden.
Een gestold zonlicht uit oeroude tijden kwam vrij om de zinnen te prikkelen. De haard
was niet alleen het gezicht van een oude zonnetempel maar eveneens een origine du
monde.Aan haar voet kwam ik weer thuis. Zoals op die dag toen mijn steenkoude
voeten na het schaatsen zich niet meer in de bevroren schoenen konden nestelen en
ik op sokken enkele kilometers door de Dommelvallei naar huis moest strompelen
om uiteindelijk bij het vuur van de oermoeder te ontdooien. Op het zwarte zand
achter de schuur stortte ik de witte as en haalde ik de vulkanische slak ertussen uit.
Moeder vertelde dat in haar kindertijd iedereen de as naar een bepaald landweggetje
bracht waar de allerarmsten dan de sintels van het zijn verzamelden om er het laatste
vermiljoen nog uit te trekken. De kolenhaard zelf is niets zonder zijn vermiljoen,
zijn avondzon uit oeroude tijden, niets zonder al die mijmeringen van het stille kind.
Met zijn onaanraakbare warmte of de blaar toen het toch gebeurde staat hij daar,
ongenaakbaar hautain zelfs, want niets anders kan dat vuur uit het binnenste van
de planeet dragen. Zijn broer de oude stoomlocomotief was al achter de horizon
verdwenen maar soms kon ik daarvan nog wel iets horen als de metalen deuren van de
haard werden gesloten.