zaterdag 24 juli 2004 18.00 uur

Het gebied om de heuvel is nu haast geheel aan het zicht onttrokken.
Zware witte wolken zijn het dal in gedreven en bewaren het licht in haar zuiverste hoedanigheid. Het lijkt op het witte licht van mijn computerscherm. De appelbomen verderop worden langzaam van hun kleur ontdaan. Alsof het de kleur is die de bomen gewicht en leven geeft. De dichte mist ontneemt alles zijn hierzijn, en zuigt het zomaar leeg. Uiteindelijk zal alles wit worden. Wat rest is het dichtbij zonder nabijheid.
Wat dichtbij is is alleen. Wat alleen is is stil. Wat stil is is overal. Al het specifieke is weg.
De wolken ademen wereld in en ook weer wereld uit. Zij hebben het vermogen herinneringen mee te nemen en andere weer achter te laten.
Gedachten van elders onverwacht te laten plaatsvinden.
Wat dan verschijnt lijkt op wat er vroeger was. Maar na deze witte stilte is niets meer wat het geweest is.
Plotselinge omkeringen kunnen nu plaatsvinden. Alles wat we zien en ons obsedeert verlangt naar taal. Maar de woorden die bij elkaar om inzicht vragen, verwachten dit niet langer meer. De geschreven, maar ook de gesproken woorden zijn elkaars vreemdelingen geworden. De dichte witte mist heeft hen van hun context berooft. Overdracht van betekenis is niet langer mogelijk. Iedere druppel is een crypte. Ieder begrip is gegijzelt.
Als betovert blijven we tegenover elkaar staan.
Het universum is niet langer leesbaar.
Het heilige is verloren.
Wij verstaan elkaar niet meer.
Het is alles onbestemd geworden.
We staan zonder intimiteit.
Het is stil. Het is steen. Het is scherm.
We zijn onvrijwillige ballingen op de grens.