MIRZA 10 03 2008
op de rand van
wat bijna geen einde heeft
met gebonden voeten
nog even het schaap.
ze zeggen dat zijn poolstem de woorden
in de naam van de naam sprak,
tussen ja en nee:
’ik ben dat wat volgt’
en
‘ben ik dan voor niets gekomen,
inboorling’?
ze zeggen , blinde toehoorder,
dat van het laatste snoer ‘neem eet drinkt en denkt’
druppels bloedrood uit zijn reele oor
in een volksplas van definitief zwijgen verdwijnen
ze zeggen dat de klei van je plural vader
vol van gissen uitgedroogd is,
dat de oorzaak van zijn begeren
boven het spreken uit door alle tijden scheert.
ze zeggen dat er toch oren zijn zelfs als
de mond zo groot het hoofd afsnijdt,
dat in de verspreiding van oneindige brokstukken
de liefde verdeeld is